ECLI:NL:HR:2002:AD9333

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/198HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot betaling van hoofdsom en kosten in het kader van een geschil tussen twee bedrijven

In deze zaak heeft KAV Autoverhuur B.V. (hierna: KAV) op 28 augustus 1997 Sabra Exotics B.V. (hierna: Sabra) en een derde partij gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam. KAV vorderde hoofdelijke veroordeling van Sabra en de derde partij tot betaling van een hoofdsom van ƒ 16.404,99, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Sabra en de derde partij hebben de vorderingen bestreden. De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 3 februari 1999 Sabra en de derde partij toegelaten tot bewijslevering, maar heeft verdere beslissingen aangehouden. Sabra heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 30 maart 2000 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Hierna heeft Sabra cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. KAV is niet verschenen in de cassatieprocedure, waarop verstek is verleend. De zaak is door de advocaat van Sabra toegelicht. De Plaatsvervangend Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep in cassatie, met veroordeling van Sabra in de kosten. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en Sabra in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van KAV.

Uitspraak

29 maart 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/198HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
SABRA EXOTICS B.V., gevestigd te De Kwakel, gemeente Uithoorn,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel,
t e g e n
KAV AUTOVERHUUR B.V., gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: KAV - heeft bij exploit van 28 augustus 1997 eiseres tot cassatie - verder te noemen: Sabra - samen met [...] - verder te noemen: [betrokkene A] - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en gevorderd Sabra en [betrokkene A] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan haar van:
1. de hoofdsom ad ƒ 16.404,99, vermeerderd met de geconvenieerde rente over de verschillende factuurbedragen vanaf de vervaldagen tot de algehele voldoening;
2. de buitengerechtelijke incassokosten ad ƒ 1.897,40 exclusief BTW;
3. de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten te rekenen vanaf 3 oktober 1996 tot aan de dag der algehele voldoening;
4. de afwikkelingskosten van de gerechtsdeurwaarder ten bedrage van ƒ 594,-- exclusief BTW.
Sabra en [betrokkene A] hebben de vorderingen ieder afzonderlijk bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 3 februari 1999 Sabra en [betrokkene A] tot bewijslevering toegelaten, zoals in de laatste zin van rov. 9 van haar vonnis omschreven, en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen dit vonnis heeft (uitsluitend) Sabra hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 30 maart 2000 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen, bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Sabra beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen KAV is verstek verleend.
De zaak is voor Sabra toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, met veroordeling van Sabra in de kosten.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Sabra in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van KAV begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B. Fleers en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 29 maart 2002.