ECLI:NL:HR:2002:AD8503
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en proceskostenveroordeling
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over het jaar 1989, met een belastbaar inkomen van ƒ 824.836. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verlaagde naar ƒ 768.248 zonder verhoging. Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën hebben cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende heeft gereageerd. De Advocaat-Generaal L.F. van Kalmthout heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van beide beroepen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling voor het cassatieberoep van belanghebbende, maar heeft de Staatssecretaris van Financiën wel veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 161 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Hoge Raad verklaart beide beroepen ongegrond en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, evenals de beroepschriften in cassatie.