ECLI:NL:HR:2002:AD8476

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36983
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en continuïteit van activiteiten als waarnemend huisarts

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 januari 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. Aan belanghebbende was een aanslag opgelegd, die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot een belastbaar inkomen van f 90.569. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet aannemelijk heeft geacht dat belanghebbende streefde naar continuïteit van zijn activiteiten als waarnemend huisarts. Het Hof concludeerde dat er in het onderhavige jaar geen sprake was van een door belanghebbende uitgeoefende onderneming. De Hoge Raad stelt echter dat de voorwaarde van continuïteit slechts niet is voldaan indien op het moment van aanvang van de werkzaamheden te voorzien valt dat deze werkzaamheden kortstondig zullen zijn. Het oordeel van het Hof dat de waarnemingsactiviteiten slechts een voorbijgaand karakter hadden, houdt niet in dat de kortstondigheid van die activiteiten te voorzien was.

Daarom slaagt het middel en kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 1420 (€ 644) voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 25 januari 2002 door de raadsheren in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

Nr. 36.983
25 januari 2002
FA
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 januari 2001, nr. BK-99/01194, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 90.569.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd.
De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
Het Hof heeft niet aannemelijk geacht dat belanghebbende streefde naar continuïteit van zijn activiteiten als waarnemend huisarts. Daarvan uitgaande heeft het Hof geoordeeld dat in het onderhavige jaar geen sprake is geweest van een door belanghebbende uitgeoefende onderneming.
Aan de voorwaarde van continuïteit is evenwel slechts dan niet voldaan indien op het moment van aanvang van de werkzaamheden te voorzien valt dat die werkzaamheden kortstondig zullen zijn (HR 20 december 2000, nr. 35941, BNB 2001/88). Het oordeel van het Hof dat de waarnemingsactiviteiten voor belanghebbende slechts een voorbijgaand karakter droegen, houdt niet in dat de kortstondigheid van die activiteiten was te voorzien. Het middel slaagt mitsdien. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten in verband met de behandeling van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 160 (€ 72,60), en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 1420 (€ 644) voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2002.