ECLI:NL:HR:2002:AD5773
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bevoegdheid van de Rechtbank in een geschil tussen een holding en een Belgische verzekeringsmaatschappij
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen EMMBETT HOLDING B.V. en de Belgische verzekeringsmaatschappij BELGAMAR. De zaak begon toen Belgamar op 7 augustus 1996 EMMBETT gedagvaard heeft voor de Rechtbank te Rotterdam, waarbij zij vorderde dat EMMBETT zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van US$ 62.902,21, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 december 1995. EMMBETT heeft in eerste instantie de onbevoegdheid van de Rechtbank ingeroepen, maar de Rechtbank heeft dit beroep op 4 juni 1998 afgewezen en zich bevoegd verklaard om de zaak te behandelen.
EMMBETT ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 26 oktober 1999 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigde en de zaak terugverwees naar de Rechtbank voor verdere behandeling. EMMBETT heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. In de cassatieprocedure heeft Belgamar geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is behandeld door de advocaten van beide partijen, waarbij de Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en EMMBETT veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.