ECLI:NL:HR:2002:AD4926
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie van Zürich Versicherung gegen verweerster inzake schadevergoeding na aanrijding
In deze zaak heeft de eiseres tot cassatie, Zürich Versicherung, verweerster gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage met een vordering tot betaling van een bedrag van ƒ 34.440,37, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. De vordering was gebaseerd op een aanrijding die volgens Zürich te wijten was aan de schuld van verweerster, die plotseling op de linker rijstrook kwam terwijl zij werd ingehaald. De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 15 oktober 1997 Zürich toegelaten tot het leveren van bewijs voor haar stelling. Verweerster heeft de vordering bestreden en het tussenvonnis is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage bij arrest van 15 december 1999 bekrachtigd. Zürich heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en Zürich veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 11 januari 2002 door de raadsheren C.H.M. Jansen, J.B. Fleers, P.C. Kop en A. Hammerstein.