ECLI:NL:HR:2001:AD7584

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36698
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • D.H. Beukenhorst
  • L. Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag ingezetenenomslag waterschap Westfriesland

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 oktober 2000, nr. BK-00/00116, betreffende een aanslag in de ingezetenenomslag voor het jaar 1995, opgelegd door het waterschap Westfriesland. De aanslag bedroeg ƒ 68 en werd na bezwaar door het Hoofd van de afdeling Heffing van de Dienst Centrale Omslagheffing gehandhaafd. Belanghebbende heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van het Hoofd heeft bevestigd. Deze bevestiging leidde tot het cassatieberoep bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van het Gerechtshof en het Hoofd in stand laat.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 21 december 2001, waarbij de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren D.H. Beukenhorst en L. Monné, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 36.698
21 december 2001
JV
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 oktober 2000, nr. BK-00/00116, betreffende na te melden aanslag in de ingezetenenomslag.
1. Aanslag en bezwaar
Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag in de ingezetenenomslag van het waterschap Westfriesland opgelegd ten bedrage van ƒ 68, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van de afdeling Heffing van de Dienst Centrale Omslagheffing (hierna: het Hoofd) is gehandhaafd.
2. Loop van het geding tot dusverre
Belanghebbende is tegen de uitspraak van het Hoofd in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Amsterdam.
De uitspraak van dit hof van 11 augustus 1998 is op het beroep van het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in Hollands Noorderkwartier (hierna: het college) bij arrest van de Hoge Raad van 15 december 1999, nr. 34700, BNB 2000/92, vernietigd met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
Het Hof heeft de uitspraak van het Hoofd bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
3. Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
4. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren D.H. Beukenhorst en L. Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2001.