ECLI:NL:HR:2001:AD7141

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36470
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • L. Monné
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1993

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 10 juli 2000, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993. De aanslag was opgelegd van nihil, met verrekening van voorheffingen. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de klacht van belanghebbende beoordeeld. Belanghebbende stelde dat het Hof de uitspraak van de Inspecteur had moeten vernietigen, omdat deze het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De Hoge Raad oordeelt echter dat de klacht faalt. Het Hof heeft terecht de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, waarbij de aan belanghebbende opgelegde aanslag van nihil is gehandhaafd. De Hoge Raad verduidelijkt dat door de handhaving van de aanslag alleen het bedrag van de verschuldigde belasting vaststaat, maar niet de hoogte van het belastbare inkomen over 1993. Dit kan aan de orde worden gesteld bij een eventueel bezwaar tegen latere beschikkingen of aanslagen.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 14 december 2001 door de vice-president E. Korthals Altes, samen met de raadsheren L. Monné en A.R. Leemreis, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 36.470
14 december 2001
JV
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 10 juli 2000, nr. 99/1044, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd van nihil, met verrekening van voorheffingen, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. Belanghebbende klaagt dat het Hof de uitspraak van de Inspecteur, waarbij deze belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag van nihil in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1993 ongegrond heeft verklaard, heeft bevestigd. Belanghebbende is van mening dat de uitspraak vernietigd had moeten worden, omdat de Inspecteur belanghebbendes bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
3.2. Belanghebbendes klacht faalt. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur, waarbij de aan belanghebbende opgelegde aanslag van nihil is gehandhaafd, terecht bevestigd (HR 23 augustus 1989, nr. 25516, BNB 1990/2, en HR 6 oktober 1999, nr. 34831, BNB 1999/401). Anders dan belanghebbende kennelijk meent, staat door de handhaving van de aanslag slechts het bedrag van de verschuldigde belasting vast, maar niet de hoogte van het belastbare inkomen over 1993. De hoogte van dat belastbare inkomen kan aan de orde worden gesteld bij bezwaar tegen een eventuele beschikking op de voet van artikel 14, lid 5, van de Wet op de vermogensbelasting 1964 respectievelijk tegen een eventuele beschikking op de voet van artikel 51, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in verband met achterwaartse verliescompensatie respectievelijk tegen aan belanghebbende opgelegde of op te leggen aanslagen over jaren na 1993 in verband met voorwaartse verliescompensatie.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2001.