ECLI:NL:HR:2001:AD6166
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- A.M.M. Orie
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland
In deze zaak gaat het om een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland, gedaan door het Bayerisches Staatsministerium der Justiz. Het verzoek is gedaan bij schrijven van 22 augustus 2000, waarbij een Haftbefehl van 18 mei 2000 is overgelegd. De Officier van Justitie bij de Rechtbank te Roermond heeft op 11 september 2000 gevorderd dat de Rechtbank het verzoek tot uitlevering in behandeling zal nemen. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van 11 september 2001, waarin een uitspraak van de Rechtbank te Roermond van 15 november 2000 is vernietigd, waarbij de uitlevering toelaatbaar was verklaard. De opgeëiste persoon is echter niet verschenen op de zittingen van de Hoge Raad op 9 oktober en 13 november 2001, en zijn verblijfplaats is onbekend. De Advocaat-Generaal heeft op 13 november 2001 een schriftelijke samenvatting overgelegd, waarin hij stelt dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het uitleveringsverzoek.
De Hoge Raad oordeelt dat de opgeëiste persoon in Nederland onvindbaar is, waardoor niet kan worden onderzocht of het verzoek tot uitlevering voor inwilliging vatbaar is. De Hoge Raad verklaart de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk in zijn inleidende vordering. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, waarbij de griffier aanwezig was. Mr. A.M.M. Orie was buiten staat om het arrest te ondertekenen.