ECLI:NL:HR:2001:AD5148

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01327/01
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor moord met betrekking tot overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 22 december 2000 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1953 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Lelystad', was eerder door de Arrondissementsrechtbank te Zwolle op 9 maart 2000 veroordeeld voor moord en kreeg een gevangenisstraf van twaalf jaren opgelegd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Boksem, heeft in de cassatieprocedure aangevoerd dat de behandeling van het cassatieberoep heeft plaatsgevonden met overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de ingediende middelen van cassatie, maar oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de middelen geen aanleiding geven tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 20 november 2001 het beroep verworpen, zonder dat er grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is gepubliceerd in de rechtspraak.

Uitspraak

20 november 2001
Strafkamer
nr. 01327/01
AG/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 22 december 2000, nummer 21/000908-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Lelystad" te Lelystad.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle van 9 maart 2000 - de verdachte ter zake van "moord" veroordeeld tot twaalf jaren gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Voorts is bij de Hoge Raad een geschrift van de verdachte ingekomen met een middel van cassatie, zakelijk weergegeven inhoudende dat de behandeling van het cassatieberoep met overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM heeft plaatsgevonden. Op 11 oktober 2001 is bij de Hoge Raad een aanvullend geschrift van de verdachte ingekomen dat echter na afloop van de bij de wet voor schrifturen gestelde termijn is ingediend.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 20 november 2001.