ECLI:NL:HR:2001:AD5148
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen veroordeling voor moord met betrekking tot overschrijding van redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 22 december 2000 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1953 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Lelystad', was eerder door de Arrondissementsrechtbank te Zwolle op 9 maart 2000 veroordeeld voor moord en kreeg een gevangenisstraf van twaalf jaren opgelegd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Boksem, heeft in de cassatieprocedure aangevoerd dat de behandeling van het cassatieberoep heeft plaatsgevonden met overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de ingediende middelen van cassatie, maar oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de middelen geen aanleiding geven tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 20 november 2001 het beroep verworpen, zonder dat er grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is gepubliceerd in de rechtspraak.