ECLI:NL:HR:2001:AD4903
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Aanvullend arrest van de Hoge Raad inzake mishandeling en eenvoudige belediging
In deze zaak gaat het om een aanvullend arrest van de Hoge Raad der Nederlanden, gewezen op 30 oktober 2001, in het kader van een cassatieprocedure. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 18 augustus 1999 een verdachte had veroordeeld voor mishandeling en eenvoudige belediging. De verdachte, geboren in Turkije in 1972, had zijn beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. M.S. Knippenberg, die op 2 januari 2001 middelen van cassatie had voorgesteld. Echter, door een administratieve tekortkoming bij de Hoge Raad was deze schriftuur niet tijdig onder de aandacht van de Hoge Raad gekomen, waardoor de voorgestelde middelen niet waren beoordeeld in het eerdere arrest van 10 april 2001. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet een eerlijke behandeling van zijn zaak had gekregen, zoals vereist door artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelde dat, gezien de ernst van de juridische gevolgen van deze administratieve fout, het noodzakelijk was om de eerdere uitspraak aan te vullen met een beoordeling van de voorgestelde middelen. Het Hof had de verdachte in hoger beroep veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf en de proeftijd verlengd. In de beoordeling van de middelen concludeerde de Hoge Raad dat deze niet tot cassatie konden leiden, en handhaafde zijn eerdere beslissing om het beroep te verwerpen. Het arrest werd uitgesproken door vice-president W.J.M. Davids en de raadsheren F.H. Koster, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.