ECLI:NL:HR:2001:AD4699
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over liquidatieverlies en deelnemingsvrijstelling in vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997 werd verminderd. De belanghebbende, X B.V., had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar bedrag van f 937.943, welke na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd, maar later ambtshalve werd verminderd tot f 935.508. Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en verlaagde de aanslag tot f 808.734 negatief. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat de zaak draait om de omvang van het liquidatieverlies dat in 1997 bij de belanghebbende in aanmerking moet worden genomen. Dit betreft de vraag of bij de berekening van het liquidatieverlies het voor de deelneming opgeofferde bedrag moet worden vermeerderd met een bedrag dat eerder tot de winst is gerekend. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen onderscheid gemaakt hoeft te worden tussen verschillende bezitsperiodes van dezelfde deelneming. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en handhaaft de aanslag zoals deze na de ambtshalve vermindering is komen te luiden.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de deelnemingsvrijstelling en liquidatieverliezen in de vennootschapsbelasting. De Hoge Raad benadrukt dat bij de berekening van liquidatieverliezen de specifieke omstandigheden van de deelneming in acht moeten worden genomen, en dat eerdere winstbijtelling relevant is voor de uiteindelijke berekening van het liquidatieverlies. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.