ECLI:NL:HR:2001:AB3288
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak en veroordeling voor medeplegen van doodslag
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte op 18 februari 2000 was vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar wel was veroordeeld tot zes jaren gevangenisstraf voor subsidiair 'medeplegen van doodslag'. De verdachte, geboren in Polen in 1978, was ten tijde van het cassatieberoep gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De Oosterhoek' te Grave. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, met bijstand van zijn advocaten mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Kengen. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar een aangrenzend Hof voor herbehandeling.
Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte gepleit voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en heeft hij pleitnotities overgelegd die aan het proces-verbaal zijn gehecht. De pleitnotities bevatten argumenten en getuigenverklaringen die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De Hoge Raad heeft in zijn tussenarrest geoordeeld dat het onderzoek ter terechtzitting van het Hof op 4 februari 2000 niet nietig is, ondanks de stelling van de verdediging dat de overgelegde pleitnotities niet volledig waren. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die erop wijzen dat de aangehechte pleitnotities niet overeenkomen met die welke door de raadsman zijn overgelegd.
De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 20 november 2001 voor het nemen van een nadere conclusie door de Advocaat-Generaal, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en is op 9 oktober 2001 uitgesproken.