ECLI:NL:HR:2013:BZ8167
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- N. Jörg
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de redelijke termijn in strafzaken en de volledigheid van pleitnota's
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte had beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof, waarin werd geklaagd over het ontbreken van een deel van de pleitnota die door de raadsman in hoger beroep was overgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat in cassatie in beginsel moet worden uitgegaan van de volledigheid van de pleitnota die zich bij de stukken van het geding bevindt, tenzij bijzondere omstandigheden dit tegenspreken. In dit geval was er geen grond om aan te nemen dat de pleitnota niet volledig was, waardoor het middel faalde.
De zaak betrof een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De raadsman van de verdachte had aangevoerd dat de redelijke termijn was overschreden met bijna drie jaar, waarvan 1 jaar en 7 maanden in hoger beroep. De Hoge Raad erkende dat de redelijke termijn was overschreden, maar besloot dat er geen rechtsgevolg aan deze overschrijding verbonden hoefde te worden, gezien de opgelegde straf en de omstandigheden van de zaak.
De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafprocedures en de noodzaak voor een zorgvuldige behandeling van pleitnota's. De Hoge Raad bevestigde dat de belangen van de verdachte in acht moeten worden genomen, vooral in het licht van de lange duur van de procedure. De beslissing van de Hoge Raad om het beroep te verwerpen, toont aan dat de rechterlijke macht de noodzaak van een zorgvuldige en tijdige rechtsgang blijft onderstrepen.