ECLI:NL:HR:2001:AB3239
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 oktober 2001 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 en had beroep in cassatie ingesteld na een niet verschenen zitting op 25 oktober 1999. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte op die datum een akte had ingediend waarin hij beroep in cassatie aantekende tegen een arrest dat volgens hem op diezelfde dag was gewezen. Echter, de Hoge Raad concludeerde dat de verdachte niet ontvankelijk kon worden verklaard in zijn beroep, omdat het beroep in cassatie niet tijdig was ingesteld volgens de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering. Artikel 427, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering stelt dat beroep in cassatie kan worden ingesteld tegen vonnissen of arresten die zijn gegeven, terwijl artikel 432 regelt binnen welke termijn na de einduitspraak het beroep in cassatie moet worden ingesteld. De Hoge Raad oordeelde dat het niet verenigbaar is dat een beroep in cassatie vóór de einduitspraak ontvankelijk zou zijn. Daarom werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.