ECLI:NL:HR:2001:AB2596
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 maart 2000, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1993. Aan belanghebbende was een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 240.685, gevolgd door een navorderingsaanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 250.643. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat de echtgenote van belanghebbende in 1971 een woning had gekocht voor ƒ 240.000. Voor de inkomstenbelasting over 1993 had belanghebbende een huurwaarde aangegeven die gebaseerd was op een waarde van de woning in bewoonde staat van 60 procent van ƒ 220.000, wat resulteerde in ƒ 132.000. De werkelijke waarde van de woning in bewoonde staat bedroeg echter ƒ 528.436. De Hoge Raad concludeert dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd, omdat belanghebbende te kwader trouw was door een lagere waarde aan te geven.
De Hoge Raad heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de navordering afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat belanghebbende zich bewust was van de hogere waarde van de woning en dat de uitleg van de standpunten van partijen aan het Hof is voorbehouden. De Hoge Raad ziet geen termen voor een veroordeling in de proceskosten en spreekt de beslissing in het openbaar uit op 13 juli 2001.