ECLI:NL:HR:2001:AB0852
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de fiscale kwalificatie van de aankoop van ESCAPEs en de gevolgen voor de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 28 december 1999, waarin een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996 werd verminderd. De belanghebbende had een aanslag ontvangen op basis van een belastbaar inkomen van f 174.867, maar het Hof verlaagde dit naar f 150.042. De Staatssecretaris stelde beroep in cassatie in, waarbij de centrale vraag was of het conversievoordeel van de verworven ESCAPEs in het belastbare inkomen van de belanghebbende moest worden opgenomen.
De Hoge Raad oordeelde dat de aankoop van een ESCAPE niet kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van geldlening. De Raad stelde vast dat de ESCAPEs een combinatie van opties zijn, waarvan de waarde fluctueert en waarbij het koersrisico is afgedekt. Dit betekent dat een waardestijging van de combinatie niet kan worden aangemerkt als inkomen uit vermogen. De Hoge Raad concludeerde dat de betaling van de aankoopprijs van een ESCAPE niet kan worden beschouwd als het ter beschikking stellen van een hoofdsom aan de uitgevende bank, omdat de warrants afzonderlijk verhandelbaar zijn en de mogelijkheid van tussentijdse uitoefening bestaat.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de beslissing van het Hof en verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op f 1775 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de fiscale behandeling van vergelijkbare financiële producten en de kwalificatie daarvan onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964.