ECLI:NL:HR:2001:AB0512
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot buitenlandse onzuivere inkomens
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 april 2000, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De belanghebbende, woonachtig in Nederland, had in de jaren 1992 tot en met 1995 inkomsten als scheepswerktuigkundige in dienst van een Zwitserse werkgever aan boord van een zeeschip onder Panamese vlag. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 85.090, welke later ambtshalve werd verminderd tot f 83.290. Na bezwaar van de belanghebbende heeft het Hof de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de ambtshalve verminderde aanslag gehandhaafd.
In cassatie is de vraag aan de orde of de Inspecteur in 1995 een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting had moeten toepassen, gezien de eerdere aanslagen over de jaren 1992 tot en met 1994. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende geen recht kon ontlenen aan de toepassing van artikel 3, lid 1, van het Besluit voorkoming dubbele belasting, omdat de Inspecteur in de voorgaande jaren geen aanslagen had vastgesteld die relevant waren voor de berekening van de vermindering in 1995. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat het bedrag van het buitenlandse onzuivere inkomen in de jaren 1992 tot en met 1994 niet groter was dan het onzuivere inkomen, waardoor er geen basis was voor een vermindering in 1995.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren G.J. Zuurmond, F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2001.