ECLI:NL:HR:2001:AB0439
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.M. Orie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor ontucht met minderjarige
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor ontucht met een minderjarige. De Hoge Raad heeft op 27 februari 2001 uitspraak gedaan in deze zaak, die was aangespannen door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R. Bosma. De verdachte was eerder door de Arrondissementsrechtbank te Assen veroordeeld, maar het Hof heeft deze veroordeling vernietigd en een lichtere straf opgelegd: drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en 240 uur onbetaalde arbeid. De vordering van de benadeelde partijen is ook toegewezen.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie die door de verdediging zijn ingediend, beoordeeld. De advocaat-generaal Machielse had geconcludeerd dat het beroep verworpen moest worden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, omdat ze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden.
Een belangrijk punt in de zaak was de afweging van het Hof om een niet verschenen getuige niet opnieuw op te roepen. De verdediging had aangedrongen op het horen van deze getuige, maar het Hof oordeelde dat het belang van de getuige, gezien haar jeugdige leeftijd en emotionele bezwaren, zwaarder woog dan het belang van de verdachte bij het horen van deze getuige. De Hoge Raad oordeelde dat deze afweging niet getuigde van een verkeerde rechtsopvatting en dat de verdachte niet in zijn recht op een eerlijk proces was geschaad.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Hof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is gepubliceerd in de Nederlandse Jurisprudentie (NJ) en het Juridisch Onderwijs in de Rechtspraktijk (JOL).