ECLI:NL:HR:2001:AA9723
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag vermogensbelasting en vertegenwoordiging door gemachtigde
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 9 september 1999, betreffende een navorderingsaanslag vermogensbelasting voor het jaar 1993. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag vermogensbelasting van nihil opgelegd, maar na bezwaar werd deze aanslag verminderd tot een bedrag van f 230.000,--. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling was belanghebbende niet aanwezig, maar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde C. De volmacht die aan het Hof was toegezonden, gaf C het recht om namens belanghebbende op te treden in de bezwaar- en beroepsprocedures. Het Hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde de navorderingsaanslag niet meer betwistte, en op basis van de volmacht aangenomen dat hij gerechtigd was om het verzet tegen de navorderingsaanslag te staken. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof geen rechtsregel heeft geschonden door deze conclusie te trekken.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende verworpen en verklaart het beroep ongegrond. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.H. Beukenhorst als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2001.