ECLI:NL:HR:2001:AA9632
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot de verkoop van een café-restaurantbedrijf
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 februari 2000, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 215.582,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld. In cassatie is het van belang dat belanghebbende een café-restaurantbedrijf heeft gekocht op 25 augustus 1993 voor f 610.000,-- en dit op 17 december 1993 heeft verkocht voor f 762.500,--. De centrale vraag in deze procedure was of de behaalde transactiewinst als voordeel uit niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden moest worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 22, lid 1, onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
Het Hof oordeelde dat belanghebbende het café-restaurantbedrijf had gekocht met de intentie om het op korte termijn weer te verkopen en dat zij zich bewust was van het feit dat de koopprijs aanzienlijk lager lag dan de vermoedelijke waarde in het economische verkeer. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geoordeeld dat het Hof terecht tot deze conclusies is gekomen. De Hoge Raad oordeelde dat de argumenten van belanghebbende niet opgingen, omdat de omstandigheden van de verkoop en de informatievoorsprong die belanghebbende had, voldoende waren om de oordelen van het Hof te onderbouwen.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren G.J. Zuurmond, F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2001.