ECLI:NL:HR:2000:ZD1689
Hoge Raad
- Cassatie
- J. Davids
- A. Koster
- B. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling van vennootschap voor overtreding van de Wet arbeid buitenlandse werknemers
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 24 september 1998. De verdachte, een vennootschap naar vreemd recht gevestigd in Polen, was eerder door de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 15 augustus 1997 veroordeeld voor het overtreden van artikel 4 van de Wet arbeid buitenlandse werknemers. De vennootschap werd veroordeeld tot zesmaal een geldboete van vijfhonderd gulden voor deze overtredingen. De vennootschap heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.R. van der Plas.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het middel van cassatie, dat berustte op de opvatting dat artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht buiten toepassing zou moeten blijven vanwege de geringe relatie van het feit tot de Nederlandse rechtsorde, onjuist is. De Hoge Raad oordeelt dat de toepasselijkheid van artikel 2 Sr slechts beperkt wordt door in het volkenrecht erkende uitzonderingen, en dat in dit geval geen dergelijke uitzondering van toepassing is.
De Hoge Raad verwerpt het beroep, omdat er geen gronden zijn gevonden die tot cassatie kunnen leiden. De uitspraak van het Gerechtshof blijft daarmee in stand. Dit arrest is gewezen door vice-president J. Davids als voorzitter, en de raadsheren A. Koster en B. Balkema, in aanwezigheid van waarnemend-griffier Hennekam, en is uitgesproken op 1 februari 2000.