ECLI:NL:HR:2000:AN8668

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35407
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag vennootschapsbelasting en geschil over vermogensaftrek

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 mei 1999. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1987, waarbij een belastbaar bedrag van ƒ 237.063.076,-- was vastgesteld. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof het geschil onvolledig had omschreven, aangezien er ook een geschil bestond over de vraag of voor de berekening van de vermogensaftrek rekening moest worden gehouden met bedragen die door de vaste inrichting van belanghebbende in Oostenrijk als aan haar verschuldigd waren opgevoerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof ten onrechte geen oordeel heeft gegeven over deze vraag, wat betekent dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven.

Daarnaast heeft de Hoge Raad bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende het griffierecht van ƒ 340,-- dient te vergoeden en dat de Staatssecretaris veroordeeld wordt in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op ƒ 2.840,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is op 6 september 2000 vastgesteld door de vice-president en raadsheren, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Nr. 35.407
6 september 2000
YS
gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 mei 1999 betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1987 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 237.063.076,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel van cassatie voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel van cassatie
3.1. Het Hof heeft in onderdeel 3.1 van zijn uitspraak vermeld dat tussen partijen nog uitsluitend in geschil is of belanghebbende een reserve assurantie eigen risico kan vormen.
3.2. Het middel betoogt terecht dat het Hof aldus het geschil onvolledig heeft omschreven. Uit het bij het Hof ingediende beroepschrift volgt immers dat ook in geschil was of voor de berekening van de vermogensaftrek over het onderhavige jaar rekening moet worden gehouden met bedragen die door belanghebbendes vaste inrichting in Oostenrijk als aan haar verschuldigd zijn opgevoerd. Uit 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding blijkt niet dat belanghebbende van haar standpunt omtrent dit punt van geschil is teruggekomen. 's Hofs conclusie in onderdeel 4.4 van zijn uitspraak houdt derhalve ten onrechte geen oordeel in over deze tussen partijen in geschil zijnde vraag.
3.3. Uit het hiervóór overwogene volgt dat 's Hofs uitspraak niet in stand kan blijven. Verwijzing moet volgen voor een onderzoek van de vraag of en in hoeverre voor de berekening van de vermogensaftrek rekening dient te worden gehouden met de door de vaste inrichting in Oostenrijk als aan belanghebbende verschuldigd opgevoerde bedragen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten in verband met de behandeling van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de uitspraak van het Hof;
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest;
gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ƒ 340,--;
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op ƒ 2.840,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 6 september 2000 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en P. Lourens in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.