ECLI:NL:HR:2000:AA7248
Hoge Raad
- Cassatie
- A. de Moor
- J. van Vliet
- L. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraken Gerechtshof Amsterdam inzake naheffingsaanslag omzetbelasting en teruggaaf verzoek
Op 26 januari 2000 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën. Deze cassatie was gericht tegen drie uitspraken van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 10 augustus 1998. De zaken betroffen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1995, alsook een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over december 1994. De belanghebbende, vertegenwoordigd door de Woningstichting “X” te Z en de Stichting Woningbeheer “X” te Z, had gezamenlijk een verzoek ingediend bij de Inspecteur met betrekking tot de levering van woningen.
De belanghebbende heeft de beroepen tegen de uitspraken van het Gerechtshof bestreden met vertoogschriften, maar deze beroepen zijn op 16 juli 1999 ingetrokken. Na de intrekking heeft de belanghebbende op 1 september 1999 een verzoek ingediend om de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de beroepsmatige rechtsbijstand die zij had ontvangen in verband met de cassatieprocedures. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 25a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de procesdossiers en de gegevens die door partijen zijn verstrekt. Gezien de samenhang van de zaken, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er termen aanwezig zijn om te beslissen over de proceskosten die de belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in de cassatieprocedures. In de beslissing heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op f 2.840,-- voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum door de raadsheer De Moor als voorzitter, samen met de raadsheren Van Vliet en Lourens, in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.