ECLI:NL:HR:2000:AA7248

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 januari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34722/3/4
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. de Moor
  • J. van Vliet
  • L. Lourens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraken Gerechtshof Amsterdam inzake naheffingsaanslag omzetbelasting en teruggaaf verzoek

Op 26 januari 2000 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën. Deze cassatie was gericht tegen drie uitspraken van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 10 augustus 1998. De zaken betroffen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1995, alsook een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over december 1994. De belanghebbende, vertegenwoordigd door de Woningstichting “X” te Z en de Stichting Woningbeheer “X” te Z, had gezamenlijk een verzoek ingediend bij de Inspecteur met betrekking tot de levering van woningen.

De belanghebbende heeft de beroepen tegen de uitspraken van het Gerechtshof bestreden met vertoogschriften, maar deze beroepen zijn op 16 juli 1999 ingetrokken. Na de intrekking heeft de belanghebbende op 1 september 1999 een verzoek ingediend om de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de beroepsmatige rechtsbijstand die zij had ontvangen in verband met de cassatieprocedures. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 25a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de procesdossiers en de gegevens die door partijen zijn verstrekt. Gezien de samenhang van de zaken, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er termen aanwezig zijn om te beslissen over de proceskosten die de belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in de cassatieprocedures. In de beslissing heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op f 2.840,-- voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum door de raadsheer De Moor als voorzitter, samen met de raadsheren Van Vliet en Lourens, in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.

Uitspraak

Nr. 34722/3/4
26 januari 2000
gewezen op het verzoek van de Woningstichting “X” te Z tot een veroordeling in de proceskosten ingevolge artikel 25a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
1. Beroep in cassatie, intrekking en verzoek
De Staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld tegen drie uitspraken van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 augustus 1998, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1994 tot en met 31 december 1995, betreffende de aan belanghebbende verleende teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak december 1994, alsmede betreffende een verzoek om toepassing van artikel 11, lid 1, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst tot 31 maart 1995, 18.00 uur), gezamenlijk aan de Inspecteur gedaan door de Woningstichting “X” te Z, en de Stichting Woningbeheer “X” te Z met betrekking tot de levering van een aantal woningen. Belanghebbende heeft deze beroepen bij vertoogschriften bestreden. De beroepen zijn op 16 juli 1999 ingetrokken.
Ter zake van deze intrekking heeft belanghebbende bij verzoekschrift van 1 september 1999 het verzoek gedaan om de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten van aan haar beroepsmatig verleende rechtsbijstand in verband met de behandeling van de gedingen in cassatie.
2. Beoordeling van het verzoek
De Hoge Raad acht, gelet op de inhoud van de procesdossiers en de gegevens die door partijen op dit punt zijn verstrekt, en in aanmerking genomen dat de zaken samenhangende zaken zijn in de zin van het Besluit proceskosten fiscale procedures, termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van de gedingen in cassatie redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld.
3. Beslissing
De Hoge Raad veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van de gedingen in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 2.840,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 26 januari 2000 vastgesteld door de raadsheer De Moor als voorzitter, en de raadsheren Van Vliet en Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.