ECLI:NL:HR:2000:AA7011
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Beroep in cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over verkrijgingsprijs aandelen D B.V.
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 17 september 1999. De zaak betreft de verkrijgingsprijs van aandelen in D B.V., vastgesteld door de Inspecteur op f 7.416.917,-- bij beschikking van 2 oktober 1997. Deze beschikking werd door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende op 1 januari 1997 3.106 van de 10.020 aandelen in D B.V. bezat. Op 11 juli 1997 verkocht hij 1.904 aandelen voor f 4.655.489,--. De kern van het geschil was de waarde in het economische verkeer van de aandelen per 1 januari 1997. Het Hof oordeelde dat de vastgestelde waarde van f 7.416.917,-- niet te laag was en dat dit oordeel niet getuigde van een onjuiste opvatting van het begrip waarde in het economische verkeer.
De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie falen, omdat het oordeel van het Hof verweven is met feitelijke waarderingen die in cassatie niet op hun juistheid kunnen worden getoetst. De Hoge Raad achtte ook geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep ongegrond. Dit arrest is op 6 september 2000 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen en de overige raadsheren, en in het openbaar uitgesproken.