ECLI:NL:HR:2000:AA7009

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35631
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • P.J. van Amersfoort
  • P. Lourens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 20 augustus 1999, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1990. De Inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 5.637.347,--, waarbij het gedeelte boven ƒ 42.123,-- werd belast naar het tarief van artikel 57a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de aanslag heeft verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 4.608.968,--, belast naar het bijzondere tarief van 20% en met toepassing van de belastingvrije som.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten. De Hoge Raad heeft de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 4.608.968,--, waarvan ƒ 4.557.709,-- belast naar het tarief van artikel 57a van de Wet. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het middel van cassatie niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling oproept. De Hoge Raad heeft ambtshalve grond voor cassatie aanwezig geacht, omdat het Hof de belastbare som niet correct had berekend. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 6 september 2000, met de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de overige raadsheren.

Uitspraak

Nr. 35631
6 september 2000
ge-we-zen op het be-roep in cas-sa-tie van X te Z te-gen de uit-spraak van het Ge-rechts-hof te Arnhem van 20 augustus 1999 be-tref-fen-de na te melden aan-slag in de in-kom-sten-be-las-ting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aan-slag in de in-kom-sten-be-las-ting/premie volksverzekeringen op-ge-legd naar een be-last-baar in-ko-men van ¦ 5.637.347,--, voor het gedeelte dat het bedrag van ƒ 42.123,-- te boven gaat belast naar het tarief van artikel 57a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1990, hierna: de Wet), wel-ke aan-slag, na daar-te-gen ge-maakt be-zwaar, bij uit-spraak van de In-spec-teur is ge-hand-haafd.
Belanghebbende is te-gen die uit-spraak in be-roep ge-ko-men bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 4.608.968,--, te belasten naar het bijzondere tarief van 20% en met toepassing van de belastingvrije som als op het aanslagbiljet vermeld. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel van cassatie
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie
Ingevolge het bepaalde in artikel 57a, lid 1, van de Wet worden de in dat artikel bedoelde bestanddelen van de belastbare som tot ten hoogste het bedrag dat de belastbare som meer bedraagt dan ƒ 42.123,-- niet belast op de voet van de tarieftabel. Het Hof had derhalve van het belastbare inkomen moeten belasten naar het tarief van artikel 57a van de Wet: ƒ 4.608.968,-- verminderd met ƒ 42.123,-- en met de belastingvrije som van ƒ 9.136,-- ofwel ƒ 4.557.709,--.
5. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 35632, die betreffende heeft op een andere belanghebbende, met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en omtrent de proceskosten;
vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;
vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 4.608.968,--, waarvan een bedrag van ƒ 4.557.709-- belast naar het tarief van artikel 57a van de Wet;
gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ƒ 160,--;
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van ƒ 1420,--, derhalve op ƒ 710,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 6 september 2000 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P.J. van Amersfoort en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.