ECLI:NL:HR:2000:AA6594

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33865
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • G.J. Zuurmond
  • A.G. Pos
  • L. Monné
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de heffing van ingezetenenomslag door het Waterschap Gelderse Vallei en Eem

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 oktober 1997. De zaak betreft de heffing van een ingezetenenomslag door het Waterschap Gelderse Vallei en Eem over het jaar 1996, waarbij een bedrag van ƒ 16,-- was geheven. Na bezwaar tegen deze heffing, heeft het dagelijks bestuur van het waterschap de heffing gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van het dagelijks bestuur heeft bevestigd. Vervolgens heeft belanghebbende cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad behandelt de klachten van belanghebbende, die stellen dat de kennisgeving van de heffing niet voldoet aan de vereisten van de Waterschapswet. Belanghebbende betoogt dat de termijnspecificatie niet de noodzakelijke informatie bevatte, zoals het jaar van heffing, registratienummer, wijze van betaling en de mogelijkheid van bezwaar. De Hoge Raad oordeelt echter dat de combinatie van de termijnspecificatie en de meegezonden informatiefolder voldoende duidelijkheid biedt over de heffing en de bijbehorende rechtsmiddeleninstructie. De Hoge Raad verwerpt het beroep van belanghebbende, waarbij wordt opgemerkt dat de informatie in de folder voldoende is om aan de wettelijke eisen te voldoen, ook al is er geen expliciete verwijzing naar de folder op de termijnspecificatie.

De uitspraak van de Hoge Raad is op 25 juli 2000 gedaan door vice-president E. Korthals Altes en de raadsheren G.J. Zuurmond, A.G. Pos, L. Monné en C.B. Bavinck, in aanwezigheid van waarnemend griffier I. de Bruin. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Nr. 33865
25 juli 2000
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 oktober 1997 betreffende na te melden van hem over het jaar 1996 geheven ingezetenenomslag van het waterschap Gelderse Vallei en Eem (hierna: het Waterschap).
1. Heffing, bezwaar en geding voor het Hof
Van belanghebbende is aan ingezetenenomslag van het Waterschap over het jaar 1996 een bedrag geheven van
ƒ 16,--, welke heffing, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van Dijkgraaf en Heemraden van het Waterschap (hierna: het dagelijks bestuur) is gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van het dagelijks bestuur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het dagelijks bestuur van het waterschap Vallei en Eem (rechtsopvolger van het waterschap Gelderse Vallei en Eem, hierna ook: het Waterschap) heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de grief van belanghebbende, welke inhoudt dat de wijze waarop de aanslag van de ingezetenenomslag hem bekend is gemaakt, niet voldoet aan de formele vereisten die tenminste aan een belastingaanslag behoren te worden gesteld, faalt. Het heeft hiertoe redengevend geoordeeld dat de aan belanghebbende toegezonden termijnspecificatie waarop de ingezetenenomslag is vermeld, niet los kan worden gezien van de daarbij meegezonden informatiefolder Ingezetenen-omslag 1996 en dat uit deze geschriften gezamenlijk voldoende blijkt met betrekking tot welke periode en door welke instantie de ingezetenenomslag van ƒ 16,-- is geheven.
3.2 Het middel bestrijdt niet dat uit de termijnspecificatie tezamen met de volgens de in cassatie niet bestreden vaststelling van het Hof bij die termijnspecificatie gevoegde informatiefolder - door het Hof aangeduid als informatieformulier - voldoende duidelijk blijkt met betrekking tot welke periode en door welke instantie de ingezetenenomslag van ƒ 16,-- is geheven, doch betoogt dat de vermelding van de ingezetenenomslag van ƒ 16,-- op de termijnspecificatie van A niet voldoet aan de eisen die ten minste moeten worden gesteld aan een kennisgeving van het gevorderde bedrag als bedoeld in artikel 125 van de Waterschapswet (tekst 1996), omdat daarop moeten zijn vermeld het jaar van heffing, registratienummer, de wijze van betaling en de mogelijkheid van bezwaren, terwijl deze kennisgeving dient uit te gaan van het Waterschap zelf ofwel dient in te houden de aanduiding van welk waterschap de kennisgeving afkomstig is. Voorts betoogt het middel dat niet voldoende is dat van die gegevens blijkt uit een meegezonden informatiefolder, nu op de termijn-specificatie niet naar de folder wordt verwezen, deze van algemene aard is en dient voor algemeen gebruik.
De klachten falen. Het Hof is terecht ervan uitgegaan dat voldoende is dat uit de vermelding van de ingezetenenomslag op de termijnspecificatie van A en de inhoud van de daarbij gevoegde informatiefolder tezamen voldoende duidelijk blijkt met betrekking tot welke periode en door welke instantie de ingezetenenomslag is geheven, en dat voormelde informatiefolder een rechtsmiddeleninstructie als bedoeld in artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht bevat. Daaraan doet, anders dan het middel verdedigt, niet af dat - hoezeer dit wenselijk ware geweest - op de termijnspecificatie niet naar de folder wordt verwezen en deze laatste van algemene aard is en voor algemeen gebruik dient.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 25 juli 2000 vastgesteld door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren G.J. Zuurmond, A.G. Pos, L. Monné en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier I. de Bruin, en op die datum in het openbaar uitgesproken.