ECLI:NL:HR:2000:AA6531

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R00/077HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H.J. Mijnssen
  • O. de Savornin Lohman
  • J.P. Balkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juli 2000 uitspraak gedaan over een verzoek tot cassatie van een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam. De Officier van Justitie had op 28 maart 2000 een vordering ingediend voor een voorlopige machtiging tot opname van de verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis. De Rechtbank verleende deze machtiging op 13 april 2000, na het horen van de verzoekster en de behandelend psychiater. De verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. G.E.M. Later, heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de conclusie van Advocaat-Generaal Langemeijer gevolgd, die tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar de Rechtbank te Amsterdam strekte. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom de vordering van de Officier van Justitie was toegewezen, zonder aandacht te besteden aan het verzoek van de advocaat van de verzoekster om een contra-expertise. Dit gebrek in de motivering leidde tot de conclusie dat de beschikking van de Rechtbank vernietigd moest worden.

De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar de Rechtbank, zodat deze opnieuw kan onderzoeken of aan de vereisten voor het verlenen van de gevraagde machtiging is voldaan. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de Rechtbank bij het toekennen van dergelijke machtigingen, vooral in situaties die de vrijheid van een individu aangaan.

Uitspraak

14 juli 2000
Vakantiekamer
Rek.nr. R00/077HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr G.E.M. Later.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam heeft op 28 maart 2000 onder overlegging van een op 24 maart 2000 ondertekende geneeskundige verklaring een vordering ingediend bij de Rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van verzoekster tot cassatie - verder te noemen: verzoekster - in een psychiatrisch ziekenhuis.
Nadat de Rechtbank verzoekster, bijgestaan door haar advocaat, en de behandelend psychiater op 7 en 13 april 2000 had gehoord, heeft zij bij beschikking van 13 april 2000 de gevorderde machtiging verleend.
De beschikking van de Rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft verzoekster beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de Rechtbank te Amsterdam.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Op vordering van de Officier van Justitie heeft de Rechtbank bij beschikking van 13 april 2000 voorlopige machtiging verleend om verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
Blijkens het proces-verbaal van het verhoor ter zitting van 13 april 2000 heeft de advocaat van verzoekster primair verzocht de vordering van de Officier van Justitie af te wijzen op grond van het ontbreken van het gevaar en - kennelijk subsidiair - verzocht om een contra-expertise te laten verrichten.
3.2 Onderdeel 1 houdt de klacht in dat de Rechtbank de vordering van de Officier van Justitie heeft toegewezen zonder aandacht te besteden aan het verzoek om een contra-expertise en dat de Rechtbank haar beschikking derhalve onvoldoende heeft gemotiveerd. Deze klacht is gegrond.
3.3 Nu onderdeel 1 tot vernietiging van de bestreden beschikking leidt en na verwijzing opnieuw zal moeten worden onderzocht of (nog steeds) voldaan is aan de vereisten voor het verlenen van de gevraagde machtiging, behoeven de onderdelen 2 en 3 geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 13 april 2000;
verwijst het geding naar die Rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman en J.P. Balkema, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 14 juli 2000.