ECLI:NL:HR:2000:AA6210
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de winstbepaling van een melkveehouderij met een gebroken boekjaar
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 juli 1999, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 178.275,--, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Belanghebbende stelde in cassatie dat het Hof ten onrechte oordeelde dat hij niet vrijstond om de winst van zijn melkveehouderij, die hij in maatschap met zijn zoon A dreef, te berekenen over een gebroken boekjaar, dat niet samenviel met het kalenderjaar.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende rekening heeft gehouden met de aard van de onderneming van belanghebbende. Artikel 20, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 staat het toe dat, zolang de belastingplichtige regelmatig boekhoudt, de winst kan worden bepaald over een gebroken boekjaar, mits de aard van de onderneming dit rechtvaardigt. De Hoge Raad concludeert dat de melkveehouderij van belanghebbende onder de definitie van landbouwbedrijf valt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het kalenderjaar zouden rechtvaardigen.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en de Inspecteur, vermindert de aanslag tot een belastbaar inkomen van f 57.633,--, en gelast de Staatssecretaris van Financiën om de griffierechten aan belanghebbende te vergoeden. Tevens worden de proceskosten van belanghebbende in cassatie en voor het Hof vergoed. Dit arrest is op 14 juni 2000 vastgesteld en openbaar uitgesproken.