ECLI:NL:HR:2000:AA5783
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- W.H. Heemskerk
- C.H.M. Jansen
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid en exoneratie in de bouwsector: beoordeling van een exoneratiebeding in het kader van schadevergoeding
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om een geschil tussen N.V. Interpolis Schade en een maatschap naar burgerlijk recht, hierna te noemen [eiseressen 2], tegen [verweerster] B.V. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding na een brand die is ontstaan tijdens werkzaamheden aan een champignonkwekerij. De brand is veroorzaakt door laswerkzaamheden uitgevoerd door monteurs van [verweerster], waarbij een halogeenstraler niet was uitgeschakeld. Interpolis, als brandverzekeraar van [eiseressen 2], heeft de schade vergoed, maar vordert nu terugbetaling van [verweerster]. De Rechtbank heeft [verweerster] aansprakelijk gesteld, maar het Gerechtshof heeft deze uitspraak vernietigd en de vordering afgewezen, onder verwijzing naar een exoneratiebeding in de Algemene Leveringsvoorwaarden Installerende Bedrijven (ALIB). De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende rekening heeft gehouden met relevante omstandigheden die de redelijkheid van het exoneratiebeding kunnen beïnvloeden. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat bij de beoordeling van de redelijkheid van een exoneratiebeding alle relevante omstandigheden in acht moeten worden genomen, en dat het Hof niet heeft voldaan aan zijn motiveringsplicht.