ECLI:NL:HR:2000:AA5592
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- J. Heemskerk
- M. van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- W. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van een beschikking van de Rechtbank 's-Gravenhage, waarbij aan de verzoekster, die in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef, een machtiging tot voortgezet verblijf was verleend. De Officier van Justitie had op 15 november 1999 een vordering ingediend tot het verlenen van deze machtiging, ondersteund door een geneeskundige verklaring. De Rechtbank heeft op 10 december 1999 de machtiging verleend, geldig tot 15 november 2000. Verzoekster heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer gevolgd, die had geadviseerd het beroep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het cassatiemiddel niet opgingen en dat de beschikking van de Rechtbank in stand kon blijven. De beslissing van de Hoge Raad werd openbaar uitgesproken op 21 april 2000 door raadsheer Heemskerk, waarbij de vice-president Mijnssen als voorzitter fungeerde. Deze uitspraak bevestigt de rechtsgeldigheid van de eerdere beschikking en onderstreept de noodzaak van de machtiging tot voortgezet verblijf in het belang van de verzoekster.