ECLI:NL:HR:2000:AA5549
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- M. van Vliet
- J. van Amersfoort
- L. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vennootschapsbelasting en garanties bij aandelenverkoop
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure betreffende de vennootschapsbelasting en de gevolgen van garanties bij de verkoop van aandelen. De belanghebbende, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had in 1995 een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1990 ontvangen, die was verminderd tot een belastbaar bedrag van f 344.242,--. Deze beslissing werd door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen van cassatie en komt tot de conclusie dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De belanghebbende had in 1992 alle aandelen in A B.V. verkocht aan B B.V., dat later C N.V. werd. De koopovereenkomst bevatte garanties over de winst voor belastingen, maar de werkelijke winst viel aanzienlijk lager uit. Na de verkoop ontstond er een geschil over de garanties, wat leidde tot een overeenkomst van dading waarbij de belanghebbende een bedrag van f 5.000.000,-- betaalde. Het Hof oordeelde dat dit bedrag als negatief voordeel uit deelneming moest worden aangemerkt, wat de Hoge Raad niet kon volgen.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het onderscheid tussen feiten en omstandigheden ten tijde van de vervreemding van aandelen en die na dat tijdstip, in het kader van de deelnemingsvrijstelling voor de vennootschapsbelasting.