ECLI:NL:HR:2000:AA4733
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- W. Hammerstein
- M. van Amersfoort
- L. Lourens
- K. Korthals Altes
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Provincie Zuid-Holland tegen de Ondernemingsraden en gemeenten
Op 26 januari 2000 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de Provincie Zuid-Holland in beroep ging tegen de beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak had betrekking op een verzoek tot voorlopige voorzieningen dat op 5 november 1998 was behandeld. De Provincie, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.A. Duk, stelde beroep in cassatie in tegen de beschikking van de Ondernemingskamer, waarin de verzoeken van de ondernemingsraden en gemeenten werden behandeld. De ondernemingsraden en gemeenten, vertegenwoordigd door respectievelijk mr. S.V. Langeveld en mr. E.D. Vermeulen, voerden verweer tegen het cassatieverzoek.
De Hoge Raad beoordeelde de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. De Advocaat-Generaal Moltmaker had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de Provincie in haar cassatieverzoek. De Hoge Raad oordeelde dat, nu de beschikking van de Ondernemingskamer van 28 januari 1999 in de hoofdzaak werd vernietigd, de Provincie geen belang meer had bij haar beroep in cassatie. Dit leidde tot de beslissing dat de Provincie niet-ontvankelijk werd verklaard in haar cassatieverzoek.
De uitspraak werd gedaan door vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, samen met de raadsheren Van Brunschot, Hammerstein, Van Amersfoort, Lourens en vice-president Korthals Altes. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 26 januari 2000.