ECLI:NL:HR:2000:AA4576
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Davids
- J. Bleichrodt
- M. Koster
- P. Orie
- A. Balkema
- Rechtspraak.nl
Verwerping van het cassatieberoep inzake het voeren van de benaming accountant
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 9 november 1998 was gewezen. De verdachte was eerder door de Kantonrechter te Eindhoven op 12 december 1995 veroordeeld voor het handelen in strijd met artikel 41, lid 1, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van vijfhonderd gulden, subsidiair tien dagen hechtenis, waarvan tweehonderdvijftig gulden, subsidiair vijf dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het cassatieberoep werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. G. Spong, advocaat te 's-Gravenhage. De Advocaat-Generaal Fokkens concludeerde dat het beroep verworpen moest worden. De primaire klacht van de verdachte was dat uit de bewijsmiddelen niet kon volgen dat de aanduiding "[..]-Accountancy" bij het publiek de indruk wekte dat de verdachte gerechtigd was de benaming accountant te voeren. De subsidiaire klacht betrof een ontoereikende beslissing van het Hof op een in hoger beroep gevoerd kwalificatieverweer.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de aanduiding "accountancy" zozeer overeenstemt met de benaming "accountant" dat bij het publiek de indruk moest worden gewekt dat de verdachte gerechtigd was deze benaming te voeren. De Hoge Raad verwierp het beroep, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden en er geen ambtshalve gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad werd uitgesproken door vice-president Davids, in aanwezigheid van de andere raadsheren en de griffier Bakker.