ECLI:NL:HR:2000:AA4058
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- De Moor
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en gebruik van onroerende zaak
Op 5 januari 2000 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een cassatiezaak betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. De zaak betreft de periode van 1 januari 1990 tot en met 31 december 1992, waarin de Inspecteur een naheffingsaanslag van f 181.089,-- heeft opgelegd. Deze aanslag werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd, waarna X B.V. in beroep ging bij het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop X B.V. cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat X B.V. het appartement a-laan 1-3 te Q had verworven en dit appartement volledig had ingericht en verhuurd aan Y International B.V. en Y Bouwgroep B.V. voor representatieve doeleinden. De Inspecteur stelde dat de verhuur van het appartement niet onder de vrijstelling van de omzetbelasting viel, omdat het appartement als woning werd gebruikt. X B.V. betwistte dit en stelde dat het appartement niet als woning werd gebruikt, maar voor zakelijke doeleinden.
De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie van X B.V. slagen. De feiten wijzen erop dat het appartement niet als woning wordt gebruikt, maar voor representatieve doeleinden en directievergaderingen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en verminderde de naheffingsaanslag tot f 802,--. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan X B.V.
Dit arrest is vastgesteld door vice-president R.J.J. Jansen, met de raadsheren De Moor en Lourens, en openbaar uitgesproken op 5 januari 2000.