‘’Gelet op het bepaalde in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient een verdachte de gelegenheid te krijgen om getuigen ter terechtzitting te (doen) horen.
De procureur-generaal heeft naar aanleiding van het door de raadsman gedane verzoek gewezen op de wettelijke regeling die te dezen toepassing heeft gevonden op de getuigen CR20NN01. Het hof onderschrijft in zover het oordeel van de procureur-generaal dat daarin sprake is van een gesloten systeem dat eraan in de weg staat dat het hof de door de rechter-commissaris genomen en in hoger beroep door de rechtbank bekrachtigde beslissing betreffende de status van de getuige ongedaan maakt.
Door de weigering van de rechter-commissaris om de verdediging na de verwijzing van de zaak ter terechtzitting in hoger beroep van 25 maart 1997 alsnog de gelegenheid te geven de getuige op enigerlei wijze te (doen) ondervragen, is thans echter een situatie gecreëerd, waarin een ander — i.c. de rechter-commissaris — dan de zittingsrechter beslist of wordt tegemoet gekomen aan het de verdachte toekomende recht om in enige fase van het strafproces getuigen te (doen) ondervragen. Naar het oordeel van het hof staat dit op gespannen voet met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Voorts rijst de vraag of de door de procureur-generaal aangehaalde wettelijke regeling die toepassing heeft gevonden op de getuige CR20NN01, mede gelet op het daarmee gepaard gaande gevolg dat in deze zaak is opgetreden, zich verdraagt met de bepalingen van voormeld verdrag in samenhang met artikel 94 van de Grondwet.
Gelet op bedoelde weigering van de rechter-commissaris en de gronden, waarop deze berust, is het hof in elk geval van oordeel dat de rechter-commissaris niet heeft voldaan aan hetgeen het hof voor ogen stond tijdens de verwijzing van de zaak op 25 maart 1997 en dat alsnog aan de verdediging dient te worden gegeven tot uitoefening van het haar toekomende recht om de getuige CR20NN01 te (doen) ondervragen.
Het hof zal echter, gelet op het stadium waarin het proces zich thans bevindt, de zaak daartoe niet wederom naar de rechter-commissaris verwijzen, maar zal de zaak aan zich houden om de getuige, uiteraard met inachtneming van diens belang om anoniem te blijven, zelf te horen en wel op een wijze waarop het hof nader zal beslissen.
Het hof zal het onderzoek schorsen tot een na te melden terechtzitting teneinde zich tussentijds te beraden omtrent het tijdstip en de wijze waarop het verhoor van de getuige dient plaats te vinden’’.