Uitspraak
22 oktober 1999.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Tielse Sportvereniging Theole (hierna: Theole) en ABN AMRO Bank N.V. (hierna: de bewindvoerster), die als bewindvoerder optreedt over de goederen van een derde. Theole was huurder van een sportterrein in Tiel, dat oorspronkelijk was verhuurd door [betrokkene 1] voor een periode van 20 jaar, eindigend op 1 september 1992. Na deze datum heeft Theole het terrein tot 1 september 1994 om niet in gebruik gehad en daarna opnieuw gehuurd tot 1 september 1995. De bewindvoerster heeft Theole op 25 januari 1996 gedagvaard om het terrein te ontruimen, wat leidde tot een rechtsgang die uiteindelijk bij de Hoge Raad terechtkwam.
De Kantonrechter te Tiel wees de vordering van de bewindvoerster af, maar de Rechtbank te Arnhem vernietigde dit vonnis en veroordeelde Theole tot ontruiming van het terrein. Theole ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad moest beoordelen of de huurovereenkomst na 1 september 1992 voor onbepaalde tijd was voortgezet en of de opzegging door de bewindvoerster rechtsgeldig was.
De Hoge Raad oordeelde dat de huurovereenkomst niet als huur van bedrijfsruimte kon worden gekwalificeerd, omdat het gebruik van het terrein voornamelijk voor sportdoeleinden was en niet voor commerciële doeleinden. De opzegging van de huurovereenkomst was niet nietig, omdat niet was aangetoond dat Theole hierdoor benadeeld was. De Hoge Raad verwierp het beroep van Theole en bevestigde de beslissing van de Rechtbank, waarbij de kosten van het geding in cassatie voor rekening van Theole kwamen.