ECLI:NL:HR:1999:AA8981
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Beukenhorst
- C. Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navordering inkomstenbelasting en bewijsvoering bij privégebruik van een auto
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993, waarbij de belanghebbende in eerste instantie een aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 70.274,--. Na bezwaar werd een navorderingsaanslag opgelegd naar f 77.074,--, zonder verhoging. De belanghebbende ging in beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur, maar het Hof bevestigde deze uitspraak.
De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie die door de belanghebbende waren voorgesteld. Het eerste middel, dat betrekking had op de bewijsvoering van het privégebruik van een auto, werd verworpen. Het Hof had geoordeeld dat de belanghebbende niet had aangetoond dat zij de auto voor minder dan 1000 kilometer privé had gebruikt, en dit oordeel werd als juist beschouwd.
Het tweede middel, dat betrekking had op de vraag of de Inspecteur een vergissing had gemaakt bij de primitieve aanslag, werd echter gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de vergissing aan de belanghebbende of haar adviseur kenbaar was. Hierdoor kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven, en werd de zaak verwezen naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft tevens de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op f 1.420,-- voor rechtsbijstand, en gelast dat het griffierecht van f 315,-- aan de belanghebbende wordt vergoed. De vraag of er een vergoeding voor de kosten in verband met de behandeling voor het Hof moet worden toegekend, zal door het verwijzingshof worden beoordeeld.