ECLI:NL:HR:1999:AA3800
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Roelvink
- A. Heemskerk
- M. van der Putt-Lauwers
- J. de Savornin Lohman
- K. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vernietiging van koopovereenkomsten en de bewijslast in faillissementszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Curator van de failliete vennootschap Assurantie Combinatie Limburg (ACL). De Curator had eerder bij de Rechtbank te Roermond een vordering ingesteld tegen ACL en de verweerders, die hoofdelijk aansprakelijk waren voor een bedrag van 792.553 gulden, vermeerderd met wettelijke rente. De Rechtbank had op 31 oktober 1996 de verweerders veroordeeld tot betaling van 620.000 gulden, maar de verweerders gingen in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof had de Curator toegelaten tot bewijslevering, maar de Curator stelde cassatie in tegen het tussenarrest van het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende inzicht had gegeven in de redengeving van zijn beslissing met betrekking tot de bewijslast en de toepasselijkheid van de relevante artikelen uit de Faillissementswet en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Hoge Raad concludeerde dat het arrest van het Hof niet in stand kon blijven en dat er een verwijzing moest plaatsvinden naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie werden gereserveerd, waarbij de kosten aan de zijde van de Curator werden begroot op 8.954,86 gulden aan verschotten en 3.500 gulden voor salaris.
Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke motivering door de rechterlijke instanties, vooral in zaken die de bewijslast en de toepassing van faillissementsrechtelijke bepalingen betreffen. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de eisen die aan de motivering van rechterlijke beslissingen worden gesteld.