ECLI:NL:HR:1999:AA3399

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 november 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
112341
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Davids
  • J. Koster
  • M. Aaftink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem in strafzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, gewezen op 29 maart 1996. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar], had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. De Hoge Raad beoordeelt de geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep, die was betekend aan een adres dat de verdachte had opgegeven. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet zonder meer begrijpelijk heeft geoordeeld dat de dagvaarding op geldige wijze is betekend, gezien de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.

De zaak begon met een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Zwolle op 28 november 1994, waarbij de verdachte was veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte was vrijgesproken van een andere tenlastelegging. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.R. Mantz. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, en de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president Davids als voorzitter, en de raadsheren Koster en Aaftink, in bijzijn van de waarnemend-griffier Van de Griend, en uitgesproken op 2 november 1999.

Uitspraak

Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 29 maart 1996 alsmede tegen alle op de terechtzitting van dit Hof gegeven beslissingen in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar], zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden einduitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Zwolle van 28 november 1994 - de verdachte vrijgesproken van het haar bij inleidende dagvaarding onder 2 tenlastegelegde en haar voorts
ter zake van "het medeplegen van: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak, is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, een schriftuur met een middel van cassatie ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1. Een aan de op 7 december 1995 opgemaakte akte van hoger beroep gehechte bijzondere volmacht van de verdachte tot het instellen van beroep houdt in als adres van de verdachte "p/a [adres]".
3.2. De aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep gehechte akte van uitreiking houdt in dat die dagvaarding op 9 februari 1996 is uitgereikt aan de
(waarnemend) griffier van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is".
3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 15 maart 1996 houdt in:
"De verdachte (...) zonder bekende woon-of "verblijfplaats hier te lande" is niet "verschenen".
Vervolgens houdt dat proces-verbaal in dat tegen de niet-verschenen verdachte verstek is verleend.
3.4. In het licht van de omstandigheid dat de verdachte bij het instellen van het hoger beroep als adres [adres]heeft opgegeven, is het oordeel van het Hof dat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is en dat de dagvaarding in hoger beroep op geldige wijze is betekend, niet zonder meer begrijpelijk.
3.5. De bestreden uitspraak kan dus niet in stand blijven. De Hoge Raad zal de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaren. Het middel kan daarom buiten bespreking blijven.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, voorzover aan zijn oordeel onderworpen;
Verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Davids als voor-zitter, en de raadsheren Koster en Aaftink, in bijzijn van de waarnemend-griffier Van de Griend, en uitgesproken op 2 november 1999.