ECLI:NL:HR:1999:AA2916
Hoge Raad
- Cassatie
- A. van Vliet
- J. Hammerstein
- M. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 september 1998. Deze uitspraak betrof het verzet van belanghebbende tegen de beschikking van de Voorzitter van de Belastingkamer van het Hof van 10 maart 1998, die belanghebbende niet-ontvankelijk had verklaard in zijn beroep tegen een naheffingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1993. De Inspecteur had uitspraak gedaan op het bezwaar van belanghebbende tegen deze aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het verzet ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad beoordeelt de klacht van belanghebbende, die aanvoert dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Het Hof had vastgesteld dat de dagtekening van de bestreden uitspraak 4 juli 1996 was, maar had niet adequaat gereageerd op de stelling van belanghebbende dat de uitspraak van de Inspecteur op 14 juli 1996 ter post was bezorgd. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het beroepschrift niet tijdig zou zijn ingediend, en dat het Hof ook had moeten beoordelen of belanghebbende de gestempelde datum op de uitspraak redelijkerwijs als 14 juli 1996 had kunnen lezen.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een hernieuwde behandeling van het verzet. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie en wordt het griffierecht aan belanghebbende vergoed. Dit arrest is op 6 oktober 1999 vastgesteld door de raadsheer Van Vliet als voorzitter, en de raadsheren Hammerstein en Lourens, en is in het openbaar uitgesproken.