ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6804

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 augustus 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
96/02278
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring inzake inkomstenbelasting 1993

In deze zaak heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch tegen een uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst, die haar niet-ontvankelijk verklaarde in haar beroep tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993. De voorzitter van het Hof had geoordeeld dat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Belanghebbende heeft hiertegen verzet aangetekend, wat door het Hof ongegrond werd verklaard. Vervolgens heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld, waarop de Hoge Raad op 6 oktober 1999 de uitspraak van het Hof heeft vernietigd en de zaak heeft terugverwezen voor hernieuwde behandeling.

De mondelinge behandeling vond plaats op 15 juni 2000, waarbij belanghebbende en haar gemachtigde, evenals de Inspecteur, aanwezig waren. Belanghebbende stelde dat het beroepschrift tijdig was ingediend en dat de Inspecteur verantwoordelijk was voor eventuele onduidelijkheid in de stempelafdruk. Het Hof oordeelde dat belanghebbende de gestempelde datum redelijkerwijs als 14 juli 1996 had kunnen lezen, wat leidde tot de conclusie dat het verzet gegrond was. De beschikking van de voorzitter werd vervallen verklaard en de zaak werd opnieuw in behandeling genomen.

De uitspraak van het Hof werd op 3 augustus 2000 openbaar uitgesproken. Het Hof heeft de proceskosten aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 96/02278
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het verzet van X te Y tegen de beschikking van de voorzitter van de Belastingkamer van dit Hof d.d. 10 maart 1998.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1. Belanghebbende is bij het Gerechtshof te
’s-Hertogenbosch in beroep gekomen tegen de uitspraak
van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de rijksbelastingdienst te Z (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993.
1.2. Bij de in hoofde genoemde beschikking heeft de voorzitter belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het beroep uit overweging dat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de dagtekening van de uitspraak van de Inspecteur bij de griffie van het Gerechtshof is binnengekomen.
Belanghebbende is tegen deze beschikking tijdig in verzet gekomen.
Bij de uitspraak op het verzet heeft het Hof het verzet ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak van het Hof
beroep in cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 6 oktober 1999, nr. 34.747, (hierna: het arrest) de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding terug verwezen naar het Gerechtshof te
’s-Hertogenbosch voor een hernieuwde behandeling van het verzet in meervoudige kamer met inachtneming van het arrest.
Belanghebbende heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke conclusie ingediend.
De Inspecteur heeft geen gebruik gemaakt van de hem daartoe door het Hof geboden gelegenheid, schriftelijk te reageren op het arrest en de conclusie van belanghebbende.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad
in raadkamer ter zitting van het Hof van 15 juni 2000 te
’s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van haar gemachtigde, alsmede, de Inspecteur.
2. De beoordeling van het verzet.
2.1. Belanghebbende stelt dat het beroepschrift tijdig is
ingediend en dat het risico, dat een stempelafdruk onduidelijk overkomt, voor rekening van de Inspecteur is.
2.2. Op het aan een belastingplichtige gezonden afschrift van
de door een inspecteur op een bezwaarschrift gedane uitspraak pleegt de datum van de ter post bezorging te worden vermeld.
Indien die vermelding vatbaar is voor tweeërlei lezing, dient bij de beslissing over de ontvankelijkheid van het beroep in aanmerking te worden genomen hoe de belastingplichtige die vermelding redelijkerwijs heeft kunnen en dan ook mogen lezen.
2.3. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende de
gestempelde datum redelijkerwijs als 14 juli 1996 kunnen lezen. Dat belanghebbende in eerste instantie wellicht bedoelde datum als 4 juli 1996 heeft gelezen doet hieraan niet af.
2.4. Uit het vorenstaande volgt dat het verzet gegrond is,
zodat de beschikking van de voorzitter vervalt en de zaak alsnog in behandeling wordt genomen.
3. De proceskosten
De beslissing inzake de proceskosten wordt aangehouden totdat op het geschil ten principale zal zijn beslist.
4. De beslissing
Het Hof verklaart het verzet gegrond.
Aldus vastgesteld op 3 augustus 2000
door G.J. van Muijen, voorzitter, M.W.C. Feteris en A.F.M. Brenninkmeijer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 3 augustus 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.