ECLI:NL:HR:1999:AA2821

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34615
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • P. Pos
  • A. Beukenhorst
  • M. Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Gouda

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 juli 1998, betreffende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Gouda. De naheffingsaanslag, opgelegd op 31 oktober 1996, bedroeg f 68,--, bestaande uit f 3,-- aan enkelvoudige belasting en f 65,-- aan kosten. Na bezwaar tegen de aanslag, werd deze door het Hoofd van de afdeling belastingen van de gemeente gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Hoofd, waarop belanghebbende cassatie instelde.

In cassatie herhaalt belanghebbende zijn betoog dat de Gemeentewet en de Verordening Parkeerbelastingen eisen dat de burgemeester en wethouders niet alleen de straten aanwijzen waar parkeerbelasting wordt geheven, maar ook specifiek elke plaats waar een parkeermeter is geplaatst. De Hoge Raad oordeelt dat deze opvatting niet strookt met een redelijke uitleg van de bepalingen en dat het Hof deze terecht heeft verworpen. Daarnaast wordt het betoog van belanghebbende dat de Gemeentewet niet toelaat om parkeerbelasting te heffen op invalidenparkeerplaatsen, als ongegrond beschouwd.

De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende falen en ziet geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen. De beslissing van de Hoge Raad is op 9 juli 1999 vastgesteld door vice-president Stoffer en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 juli 1998 betreffende de na te melden aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Gouda.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is ter zake van het parkeren op 31 oktober 1996 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Gouda opgelegd ten bedrage van f 68,--, bestaande uit f 3,-- aan enkelvoudige belasting en f 65,-- aan kosten terzake van het opleggen van die aanslag. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het Hoofd van de afdeling belastingen van die gemeente (hierna: het Hoofd) gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van het Hoofd in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het Hoofd heeft een vertoogschrift ingediend. Bij brief van de Griffier van de Hoge Raad van 15 april 1999 zijn inlichtingen gevraagd aan de Gemeentesecretaris van de gemeente Gouda betreffende de bekendmaking van het besluit van de raad van die gemeente van 28 oktober 1993 tot wijziging van de Verordening Parkeerbelastingen 1991 van de gemeente Gouda. Deze heeft bij brief van 3 mei 1999 geantwoord.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. In cassatie herhaalt belanghebbende zijn door het Hof verworpen betoog dat artikel 225, lid 1, aanhef en onder a, van de Gemeentewet en artikel 9 van de Verordening Parkeerbelastingen 1991 van de gemeente Gouda eisen dat burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda bij hun in die bepalingen bedoelde (volgens de verordening openbaar te maken) besluit niet slechts de plaatsen in ruime zin - met name, zoals hier is gebeurd, de straten - aanwijzen waar parkeerbelasting wordt geheven, maar concreet elke plaats waar een parkeermeter wordt geplaatst. Deze opvatting strookt echter niet met een redelijke uitleg van genoemde bepalingen en is dan ook terecht door het Hof verworpen. 3.2. Belanghebbendes betoog dat genoemde bepaling van de Gemeentewet niet toelaat parkeerbelasting te heffen ter zake van het parkeren op invalidenparkeerplaatsen vindt geen steun in het recht. 3.3. De klachten falen derhalve.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 9 juli 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fehmers, en op die datum in het openbaar uitgesproken.