ECLI:NL:HR:1998:AA2588

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34247
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • F. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de aftrekbaarheid van kosten voor een toilet

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De belanghebbende, die lijdt aan een psychische aandoening en ernstige evenwichtsstoornissen, had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van f 63.252. Na bezwaar werd deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof vernietigde deze uitspraak en verlaagde de aanslag naar f 58.592.

De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 1994 een toilet heeft laten plaatsen in haar slaapkamer, wat volgens haar psychiater noodzakelijk was vanwege haar medische situatie. De kosten voor dit toilet werden door de belanghebbende als buitengewone lasten in mindering gebracht op haar inkomen, maar de Inspecteur heeft deze kosten niet in aftrek toegestaan.

Het Hof oordeelde dat de aanschaf van het toilet een hulpmiddel was in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, maar de Hoge Raad bestreed dit oordeel. De Hoge Raad concludeerde dat een toilet als het onderhavige niet kan worden beschouwd als een hulpmiddel dat de door de ziekte gestoorde lichaamsfunctie van de belanghebbende overneemt. Daarom kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van f 60.852.

De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 16 december 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Fleers, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 februari 1997 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1994 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 63.252,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 58.592,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende lijdt aan een psychische aandoening en aan ernstige evenwichtsstoornissen, als gevolg waarvan zij aan medicatie is gebonden. Haar psychiater heeft verklaard dat "het uit medisch psychiatrisch oogpunt noodzakelijk is gezien de m.n. 's nachts ingenomen medicatie, dat patiënte beschikt over een toilet naast haar slaapruimte". In 1994 is slaapkamer van belanghebbende een toilet geplaatst. Dat toilet bezit niet een hoedanigheid die meebrengt dat het alleen wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen. De kosten ter zake van het toilet heeft belanghebbende als buitengewone lasten in mindering gebracht op haar inkomen. De Inspecteur heeft deze kosten niet in aftrek toegestaan. 3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de aanschaf van het toilet strekte tot overname van een elementaire lichaamsfunctie en heeft daaraan de gevolgtrekking verbonden dat dit toilet een hulpmiddel is in de zin van artikel 46, lid 3, letter a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. 3.3. Dit oordeel en deze gevolgtrekking worden in het middel terecht bestreden. Een toilet als het onderhavige kan naar zijn aard belanghebbendes door haar ziekte gestoorde lichaamsfunctie niet overnemen. 3.4. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, alsmede de uitspraak van de Inspecteur, en - vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van f 60.852,--.
Dit arrest is op 16 december 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier De Bruin, en op die datum in het openbaar uitgesproken.