ECLI:NL:HR:1998:AA2303

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33602
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • M. Beukenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag in de zuiveringslasten van het zuiveringsschap Veluwe

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 30 juni 1997 een aanslag in de zuiveringslasten van het zuiveringsschap Veluwe voor het jaar 1990 heeft bevestigd. De aanslag, ter hoogte van f 86.153,76, was gebaseerd op een aantal vervuilingseenheden dat door de Algemene Inspectiedienst (AID) was vastgesteld. De AID had de hoeveelheid mest berekend op basis van de mestboekhouding van belanghebbende, waarbij gebruik werd gemaakt van normen uit de Meststoffenwet en de Wet Bodembescherming.

Belanghebbende heeft in cassatie aangevoerd dat de AID een te hoge hoeveelheid mest heeft berekend en dat de normen die zijn gebruikt verouderd zijn. Het Hof heeft deze stelling niet voldoende onderzocht, wat heeft geleid tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof onvoldoende met redenen is omkleed. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, maar heeft wel bepaald dat het griffierecht dat door belanghebbende is betaald, door het Schap moet worden vergoed. Dit arrest is op 30 september 1998 vastgesteld en openbaar uitgesproken door de vice-president Stoffer, samen met de raadsheren Zuurmond en Beukenhorst, in aanwezigheid van de waarnemend griffier Boorsma.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 30 juni 1997 betreffende na te melden aan hem voor het jaar 1990 opgelegde aanslag in de zuiveringslasten van het zuiveringsschap Veluwe.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 ter zake van het perceel a-straat 1 te Q een aanslag in de zuiveringslasten van het zuiveringsschap Veluwe (hierna: het Schap) opgelegd ten bedrage van f 86.153,76, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het dagelijks bestuur van het Schap is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van het dagelijks bestuur van het Schap in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof, beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. De aanslag is aan belanghebbende opgelegd naar een aantal vervuilingseenheden van 1554, welk aantal is verkregen door vermenigvuldiging van 773 m3 mest met een vervuilingscoëfficient van 2,01. Het aantal kubieke meters mest is blijkens 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding ontleend aan een proces-verbaal van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hierna: AID), welke dienst aan de hand van de mestboekhouding van belanghebbende een op het genoemde aantal kubieke meters uitkomende berekening heeft gemaakt van de hoeveelheid "mest dat zoek is over het jaar 1990". De AID heeft daartoe blijkens het proces-verbaal en een daarop gegeven toelichting aan de hand van de door belanghebbende ingevulde diertellingkaart en eigen onderzoek het aantal dieren op het bedrijf van belanghebbende berekend, vervolgens per diercategorie aan de hand van de normen die zijn vastgelegd in de Bijlage van de "Regeling aanwijzing diersoorten en hun mestproductie" alsmede in de "Regeling vaststelling hoeveelheid fosfaat per 100 kilogram dierlijke meststof" berekend hoeveel kilogram fosfaat en hoeveel kubieke meter mest die dieren geacht worden te hebben geproduceerd, en heeft ten slotte van de aldus berekende totale mestproductie een hoeveelheid op eigen land uitgereden mest, met nota en mestbon afgevoerde mest en aan het eind van het jaar meer in voorraad aanwezige mest afgetrokken. 3.2. Belanghebbende heeft voor het Hof gesteld dat de lozingen een geringere hoeveelheid mest betroffen dan door de AID berekend en in dat verband onder meer aangevoerd dat in werkelijkheid minder mest is geproduceerd dan door de AID aan de hand van al jaren achterhaalde normen is berekend. Belanghebbende heeft die stelling onder meer toegelicht door te wijzen op een door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij uitgevoerd onderzoek. Voorts heeft belanghebbende in dit verband aangevoerd dat ook in 1993, toen niet meer illegaal werd geloosd, volgens een proces-verbaal van de AID 500 m3 te weinig mest zou zijn afgevoerd, hetgeen (eveneens) erop duidt dat minder mest is geproduceerd dan berekend. 3.3. Uit de uitspraak van het Hof blijkt niet dat het de onder 3.2 vermelde stelling, die voor de beoordeling van de juistheid van de aanslag essentieel is, heeft onderzocht. Daarbij verdient opmerking dat voor de vraag hoeveel kubieke meter mest naar redelijke schatting door belanghebbende is geloosd en de daarop gebaseerde schatting van het aantal vervuilingseenheden, anders dan door het Schap is verdedigd, de forfaitaire normen die ingevolge de Meststoffenwet of de Wet Bodembescherming zijn gesteld niet zonder meer, ongeacht het realiteitsgehalte ervan, beslissend zijn. 's Hofs uitspraak is derhalve onvoldoende met redenen omkleed en de daarop betrekking hebbende klacht in cassatie is gegrond. De uitspraak van het Hof kan derhalve niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De vraag of in verband met de behandeling van het geding voor het Hof aan belanghebbende een vergoeding voor proceskosten dient te worden toegekend, zal door het verwijzingshof moeten worden beoordeeld.
5. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, - verwijst het geding naar het Gerechtshof te Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, - gelast dat door het Schap aan belanghebbende wordt vergoed het door deze terzake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedragen van f 315,--.
Dit arrest is op 30 september 1998 vastgesteld door de vice - president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.