ECLI:NL:HR:1997:AA3237

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 mei 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
32025
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • F. Fleers
  • M. Pos
  • A. Beukenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor visueel gehandicapten

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 december 1995. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993, waarbij aan belanghebbende een aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 39.460,--. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep is gegaan bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, wat heeft geleid tot het cassatieberoep.

In cassatie heeft belanghebbende aangevoerd dat de uitgaven die hij en zijn echtgenote, beiden visueel gehandicapt, hebben gedaan voor begeleiding tijdens hun vakantie, als buitengewone lasten moeten worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat deze uitgaven niet kunnen worden aangemerkt als uitgaven voor hulpmiddelen of als extra uitgaven voor gezinshulp volgens artikel 46, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat artikel 46 een uitputtende opsomming geeft van uitgaven die als buitengewone lasten kunnen worden aangemerkt, en dat de kosten in deze zaak niet onder een van de genoemde rubrieken vallen.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende verworpen en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is op 7 mei 1997 vastgesteld door vice-president A. Stoffer en de raadsheren J. Zuurmond, F. Fleers, M. Pos en A. Beukenhorst, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 december 1995 betreffende de hem voor het jaar 1993 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksver- zekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 39.460,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten Het Hof heeft met juistheid geoordeeld dat de uitgaven welke belanghebbende in verband met de omstandigheid dat hij en zijn echtgenote beiden visueel gehandicapt zijn, heeft gedaan voor begeleiding tijdens hun vakantie, niet kunnen worden aangemerkt als uitgaven voor hulpmiddelen of als extra uitgaven voor gezinshulp in de zin van artikel 46, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Aangezien artikel 46 in lid 3 een uitputtende opsomming geeft van als buitengewone lasten aan te merken uitgaven terzake van ziekte, invaliditeit en bevalling, en de onderhavige kosten ook niet onder een van de overige daar genoemde rubrieken vallen, is ondanks het verband met de invaliditeit aftrek van deze kosten als buitengewone last niet mogelijk. De klachten falen derhalve.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 7 mei 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.