ECLI:NL:HR:1997:AA2202
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van der Linde
- Bellaart
- Van der Putt-Lauwers
- Van Brunschot
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof inzake inkomstenbelasting 1988
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 19 april 1996, die betrekking heeft op de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1988. De belastinginspecteur had de oorspronkelijke aanslag na bezwaar verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 327.752,--. Belanghebbende ging in beroep tegen deze uitspraak, maar het Hof bevestigde de beslissing van de inspecteur. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In het cassatieberoep heeft de Staatssecretaris van Financiën gereageerd met een vertoogschrift waarin het cassatieberoep wordt bestreden. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van belanghebbende verworpen. Dit arrest is op 8 juli 1997 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van der Linde, Bellaart, Van der Putt-Lauwers en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.