ECLI:NL:HR:1997:AA2159

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juni 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
32255
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • A. van der Linde
  • M. de Moor
  • C. van der Putt-Lauwers
  • H. Meij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van X B.V. tegen uitspraak Gerechtshof inzake omzetbelasting over december 1992

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op de omzetbelasting die door de belanghebbende is voldaan over het tijdvak december 1992. De belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van ƒ 277.377,-- aan omzetbelasting voldaan en heeft bezwaar gemaakt tegen dit bedrag, waarbij zij verzocht om teruggaaf van ƒ 30.000,--. De Inspecteur heeft de belanghebbende echter niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar, wat heeft geleid tot een beroepsprocedure bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, waarop de belanghebbende in cassatie is gegaan.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en vastgesteld dat het middel van cassatie niet kan leiden tot cassatie. Dit is onderbouwd met verwijzing naar artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij wordt aangegeven dat er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is op 11 juni 1997 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Van der Linde, De Moor, Van der Putt-Lauwers en Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 maart 1996 betreffende het bedrag dat door haar als omzetbelasting op aangifte is voldaan over het tijdvak december 1992.
1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof Belanghebbende heeft over voormeld tijdvak op aangifte voldaan een bedrag van ƒ 277.377,-- aan omzetbelasting. Zij heeft tegen dit bedrag bezwaar ge maakt bij op 25 juli 1994 bij de Inspecteur ingekomen bezwaarschrift en verzocht om teruggaaf van een bedrag van ƒ 30.000,--, waarna de Inspecteur bij uit spraak belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij ver toogschrift het cassatieberoep bestreden. Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr O.L.O. de Witt Wijnen, advocaat te Rotterdam en mr M.H. van der Woude, advocaat te Brussel.
3. Beoordeling van het middel van cassatie Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (Hoge Raad 4 september 1996, Vak studie Nieuws 1996, blz. 3404).
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 11 juni 1997 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Van der Linde, De Moor, Van der Putt-Lauwers en Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.