Uitspraak
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Gravenhagevan 5 juli 1991 betreffende de aan
[X]te
[Z]voor het jaar 1988 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 5 juli 1991 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1988 had verminderd. De belanghebbende, een glastuinbouwbedrijf, had in 1988 twee oude warenhuizen gesloopt en vervangen door een nieuw warenhuis. De boekwaarde van de gesloopte warenhuizen bedroeg op de sloopdatum f 20.330,--, terwijl de bedrijfswaarde op dat moment f 7.500,-- was. De Inspecteur had de afboeking van f 13.970,--, die de belanghebbende ten laste van zijn winst had gebracht, niet aanvaard.
Het Hof oordeelde dat goed koopmansgebruik het toelaat om voorafgaand aan de sloop de afboeking te baseren op de lagere bedrijfswaarde, wat resulteerde in een verlies van f 6.470,--. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van het vrijmaken van grond van een opstal die niet als bedrijfsmiddel had gediend, maar dat de oude warenhuizen functioneel vervangen werden door het nieuwe warenhuis. De bedrijfswaarde van het nieuwe warenhuis was lager dan de kostprijs, wat leidde tot de conclusie dat het verlies in aanmerking kon worden genomen.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen. Het middel van de Staatssecretaris, dat stelde dat de bedrijfswaarde van de oude opstallen aan de grond had moeten worden toegerekend, werd niet gehonoreerd. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat goed koopmansgebruik niet vereist dat de boekwaarde of bedrijfswaarde van de oude warenhuizen aan de kostprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel wordt toegerekend. Het arrest van de Hoge Raad is gewezen op 21 april 1993.