Uitspraak
Stichting [X]te
[Z]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 17 juli 1990 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of administratiekosten die door bibliotheken in rekening worden gebracht bij overschrijding van de uitleentermijn, onderworpen zijn aan de heffing van omzetbelasting. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en de beslissing van de Inspecteur, en vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van f 14.896. Tevens wordt bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën aan de belanghebbende een vergoeding moet betalen voor de griffierechten die zijn betaald in het cassatieberoep en de behandeling van de zaak bij het Hof.
De belanghebbende, een stichting die diensten verleent aan aangesloten bibliotheken, had een naheffingsaanslag in de omzetbelasting ontvangen over de periode van 1 januari 1980 tot en met 31 december 1984. Deze aanslag was opgelegd zonder verhoging, maar na bezwaar werd deze door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarna de belanghebbende in cassatie ging.
De Hoge Raad oordeelt dat de administratiekosten niet kunnen worden gezien als een vergoeding voor een door de stichting verleende dienst, omdat de lener in principe de uitleentermijn zonder kosten kan verlengen. De kosten zijn eerder bedoeld als prikkel om boeken tijdig terug te brengen. De Hoge Raad concludeert dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het uitlenen van boeken en de in rekening gebrachte administratiekosten, waardoor de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd.