ECLI:NL:GHSHE:2025:81

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
200.345.257_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling voorschot aan salaris van de vereffenaar in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de vaststelling van het voorschot aan salaris van de vereffenaar van de nalatenschap van een overleden persoon. De vereffenaar, [appellant], heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg aangevochten, waarin het voorschot op zijn salaris was vastgesteld op € 15.055,91. Hij verzocht het hof om dit bedrag te verhogen naar € 16.739,49, inclusief btw, voor de periode van 3 november 2022 tot en met 4 juni 2024. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 november 2024, waarbij [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. van der Wende.

Het hof heeft de feiten van de zaak vastgesteld, waaronder de benoeming van [appellant] als vereffenaar in 2019 en de eerdere beschikking van de rechtbank. Het hof oordeelde dat de complexiteit van de zaak rechtvaardigde dat zowel de vereffenaar als zijn advocaat ter zitting verschenen. Het hof benadrukte dat de vereffenaar in sommige gevallen zonder advocaat kan verschijnen, maar dat dit afhankelijk is van de omstandigheden van de zaak. In dit geval was de juridische complexiteit van de nalatenschap en de procedure over het quasi-legaat van belang.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het betreft het vastgestelde voorschot en het voorschot aan salaris van [appellant] en zijn kantoorgenoten vastgesteld op € 16.739,49 inclusief btw. De uitspraak werd gedaan op 16 januari 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 16 januari 2025
Zaaknummer : 200.345.257/01
Zaaknummer eerste aanleg : 11155942 \ EZ VERZ 24-192
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant], in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] ,
kantoorhoudend te [plaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. J. van der Wende te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 31 juli 2024, waarbij de kantonrechter het voorschot aan salaris van [appellant] en zijn kantoorgenoten vanaf 3 november 2022 tot en met 4 juni 2024 heeft vastgesteld op € 15.055,91 inclusief btw en het meer of anders verzochte heeft afgewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties (nr. 1 t/m 4), ingekomen ter griffie van dit hof op 27 augustus 2024, heeft [appellant] het hof verzocht om bij arrest (het hof begrijpt: beschikking), uitvoerbaar bij voorraad voor zoveel de wet dat toelaat, de beschikking van 31 juli 2024 te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat [appellant] over de periode van 3 november 2022 tot en met 4 juni 2024 een voorschot op zijn salaris toekomt van € 16.739,49 inclusief btw.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 november 2024. Bij die gelegenheid is [appellant] gehoord, bijgestaan door mr. Van der Wende.

3.De beoordeling

Feiten
3.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. Op 24 december 2016 is in de gemeente [gemeente] overleden [erflater] (hierna: erflater), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966 en laatst gewoond hebbend te [plaats] .
Bij beschikking van 2 juli 2019 heeft de rechtbank onder meer [appellant] tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater benoemd.
Eerste aanleg
3.2.
[appellant] heeft de kantonrechter verzocht om een voorschot aan salaris voor zichzelf en voor zijn kantoorgenoten over de periode 3 november 2022 tot en met 4 juni 2024.
3.2.1.
De kantonrechter heeft het verzoek van [appellant] ingewilligd met dien verstande dat van de voor mr. Van de Wende in 2023 gedeclareerde 16,8 uren er 15,3 en van de in 2024 gedeclareerde 9,1 uren er 6,6 zullen worden toegekend, nu gesteld noch gebleken is op grond waarvan de daarin verdisconteerde werkzaamheden (die ook door [appellant] op dezelfde dagen zijn verricht en worden gehonoreerd) tweemaal ten laste van nalatenschapsboedel zouden moeten komen. Dat betekent dat de kantonrechter het voorschot aan salaris op € 15.055,91 inclusief btw heeft vastgesteld in plaats van € 16.739,49 inclusief btw.
3.2.2.
Bij brief van 2 augustus 2024 heeft [appellant] aan de rechtbank Limburg toegelicht waarom de werkzaamheden tweemaal ten laste zijn gebracht van de nalatenschap en heeft hij verzocht om de gematigde uren alsnog toe te wijzen.
3.2.3.
Bij brief van 8 augustus 2024 heeft de griffier van de rechtbank Limburg [appellant] bericht dat de beschikking is uitgesproken, dat de rechtbank Limburg daar niets meer aan kan veranderen en dat hij in appel kan gaan.
Hoger beroep
3.3.
[appellant] heeft in zijn beroepschrift één grief aangevoerd waarmee hij betoogt dat de door mr. Van der Wende gemaakte kosten voor het opstellen van de memorie van grieven (1,5 uur) en het bijwonen van de zitting in hoger beroep en de reistijd (2,5 uur) in de procedure tegen de ex-echtgenote van erflater over het door haar ten onrechte ontvangen uitkering van een levensverzekering in het belang van de nalatenschap zijn gemaakt – het hof heeft in die procedure namelijk de vordering(en) van [appellant] grotendeels toegewezen – waardoor deze kosten vereffeningskosten zijn in de zin van artikel 4:7 lid 1 onder c BW en de rechtbank niet bevoegd was deze kosten te matigen, althans dat dit onredelijk is. Zowel [appellant] als zijn advocaat mr. Van der Wende moet namelijk voorbereid zijn voor de zitting in hoger beroep en daarnaast moet [appellant] feedback geven op de processtukken van zijn advocaat.
3.4.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.4.1.
Het hof is van oordeel dat de vereffenaar in een voorkomend geval alleen naar de zitting kan komen zonder de bijstand van een advocaat. Dit om de nalatenschapsboedel zo min mogelijk te belasten. Wel moet het belang van de zaak/nalatenschap een dergelijke aanpak toelaten. Zo moeten bij de gemaakte keuze de – eventueel gemaakte dubbele – kosten opwegen tegen de omvang van de nalatenschapsboedel. Ook de juridische complexiteit van de nalatenschap speelt daarbij een rol.
3.4.2.
Of het belang het toelaat dat de vereffenaar alleen ter zitting verschijnt, staat ter beoordeling van de vereffenaar. De vereffenaar moet dus zelf die afweging maken en het hof verwacht daarin een kritische blik.
3.4.3.
[appellant] heeft ter zitting aangegeven dat niet elke rechtbank of ieder hof het waardeert als de vereffenaar zonder advocaat verschijnt. De vereffenaar kan echter van tevoren de rechtbank of het hof berichten dat de vereffenaar alleen ter zitting zal verschijnen vanuit het oogpunt dat de vereffenaar op de minst belastende wijze zijn/haar taken wil uitvoeren. Mocht de rechtbank of het hof dit graag anders zien en toch bijstand van een advocaat verlangen, dan kan de rechtbank of het hof dit vervolgens terugkoppelen aan de vereffenaar, zodat de vereffenaar alsnog zijn advocaat kan meenemen naar de zitting.
3.4.4.
In deze zaak is het hof van oordeel dat de complexiteit van de nalatenschap en de daarover gevoerde procedure over het quasi-legaat dat geleid heeft tot het arrest van 23 juli 2024 (ECLI:NL:GHSHE:2024:2396) rechtvaardigde dat [appellant] en zijn advocaat beiden ter zitting verschenen en de zaak voorbereidden. Het hof ziet in dit geval dan ook geen reden voor matiging van het voorschot.
3.4.5.
Het hof merkt daarbij overigens op dat ter zitting door [appellant] is gezegd dat de kosten van de zitting bij het hof in deze procedure niet ten laste van de boedel van de nalatenschap worden gebracht. Het hof gaat daar dan ook vanuit.
3.4.6.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep vernietigen voor zover het betreft het vastgestelde voorschot – nu het beroep zich uitsluitend tegen dat deel van de beschikking richt – en het voorschot aan salaris van [appellant] en zijn kantoorgenoten vanaf 3 november 2022 tot en met 4 juni 2024 vaststellen op € 16.739,49 inclusief btw.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het betreft het vastgestelde voorschot, en opnieuw rechtdoende;
stelt het voorschot aan salaris van [appellant] en zijn kantoorgenoten vanaf 3 november 2022 tot en met 4 juni 2024 vast op € 16.739,49 inclusief btw.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, J.B. Smits en T. van Malssen en is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2025.